dinsdag 28 mei 2013

Willehalm Ridderorde (i.w.) Rondbrief # 2- Sint Willehalmsdag




Amsterdam, 28 mei 2013 - Voor niet-Katholieken, waarvan ik er een ben, mag het ietwat bevreemdend of zelfs afstotend voorkomen, wanneer hier van "Sint" Willehalm sprake is (zie afb.), daar protestanten van allerlei pluimage en al helemaal ongelovigen persoonsverheerlijking dezer aard afwijzen. Maar te bedenken is dat toen de stichter van het Oranjehuis in 1066 door paus Alexander II tot beschermheilige van de ridders werd verklaard, het nog vele eeuwen zou duren eer het protestantisme als reactie op de excessen van het Vaticaan ontstond. Echter bij het stilstaan van deze Sint Willehalmsdag op de dag dat hij in 802 of 804 in het nu naar hem benoemde Saint-Guilhelm-le-Désert in Zuid-Frankrijk gestorven zou zijn, en het daarmee verbonden, aangekondigde voornemen om, niet later dan op 28 mei 2014, een petitie aan koning Willem Alexander in te dienen om een Willehalm Ridderorde van het Woord in te stellen - iets waartoe alleen hij, grondwettelijk gezien, in staat is - gaat het niet om persoonsverheerlijking. 

Nee, het gaat hier om een doorwrochte, wetenschappelijk onderbouwde poging om op grond van de onderzoeksbevindingen van het het eerste deel van de grandioze Graaltrilogie van Werner Greub Willem van Oranje, Parzival en de Graal - Wolfram von Eschenbach als historicus (dat onlangs in een nieuwe editie in het Engels is verschenen) recht te doen aan het over het algemeen onbekend en derhalve niet op waarde geschatte werk en leven van deze Willem met de Hoorn nadat hij als opperbevelhebber van het Karolingische leger aan de Spaans Mark het zwaard had neergelegd. Zoals in het boek van Werner Greub in detail na te lezen is, ondernam hij een Graalqueste op zoek naar de Graalfamilie, vond deze in wat nu de Elzas heet, vervolgens trad hij met een van de Graaldochters in het huwelijk om uiteindelijk zelfs spiritus rector van het Graalgebeuren van Parzival in de eerste helft van de 9de eeuw te worden. 

Aan zijn bijdrage aan de verdediging van het Europese christendom tegen de uit Spanje invallende Moren wordt in ons land weliswaar enigszins herinnerd doordat de door koning Willem I in 1815 ingestelde Militaire Willemsorde naar deze beschermheilige van de ridders werd benoemd, enigszins daar niemand die ik daarover sprak iets daarvan wist. Maar dat Willehalm als een der laatste beschermheren van het Keltische christendom daarmee ook de fysieke voorwaarde schiep opdat het Graalchristendom op vrije christelijke bodem in Europa kon plaatsvinden en daar zelfs een leidende rol in heeft gespeeld, dat is vrijwel (nog) nergens bekend, laat staan op zijn waarde geschat om als mogelijk inspiratiebron te dienen voor het instellen van een ridderorde van het Woord die een moderne wetenschap van de Graal, zoals die door Rudolf Steiner in de vorige eeuw als antroposofie is gesticht,  zou kunnen opnemen en uitdragen, ja ook verdedigen.  

Dat dit bewerkstelligd zou kunnen en moeten worden door middel van o.m. de Deugden, zoals die bv. door Herbert Witzenmann in zijn werk De Deugden - Jaargetijden van de ziel  op indringende wijze zijn beschreven, en door Jan de Kok zijn verlucht, (dat onlangs ook in een Engels versie The Virtues - Seasons of the Soul is verschenen) en door diens verdere "materiaal ter spiritualisering van het beschavingsprincipe": De rechtvaardige prijs - Wereldeconomie als sociale organica, Geldordening als bewustzijnskwestie - Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw beschavingsprincipe en het laatste werk in deze reeks dat op stapel staat:  Een nieuwe economische orde - Rudolf Steiners sociale organica als nieuwe vormgeving aan de aarde,  dat heb ik al eerder beschreven. Later zal nog andere inspiratiebron aangevoerd worden. Hier wil ik het tenslotte nog hebben over de door Werner Greub e.a. betwiste "officiële" datum van de sterfdag van Willehalm, dus zo'n 1200 jaar geleden volgens de geschiedenisboeken. 

Hiervoor wil ik een stuk dienaangaande citeren uit mijn verdediging van het eerste werk van Werner Greub op de aantijgingen van de Duitse antroposofische academicus, wijlen Christoph Lindenberg (CL) die deze in het orgaan "Die Drei" van de Duitse Antroposofische Vereniging  van december 1974 "Zwei Irreführungen für Gralssucher" {Twee dwaalwegen voor Graalzoekers) te berde heeft gebracht. Daarin bespreekt hij naast het boek van Werner Greub ook De Spear of Destiny van Trevor Ravenscroft, beide grondig de grond in borend. Het citaat bevindt zich alleen in het aanhangsel van de Engels vertaling van het Graalboek van Werner Greub (in de nieuwe editie op blz. 409 et. seq.) en luidt in mijn vertaling als volgt: 


"(CL) William of Toulouse became a monk at Gellone in 806, and died there in 812, according to the Vita Sancti Wilhelmi. Greub mentions this indication in the Vita, for he needs his Willehalm-Kyot to be alive in the year 848. Yet according to another source (e.g. Vita Hludovici, by the so-called Astronomus) William was long dead in 848 (see Das Leben Kaiser Louiss vom sog. Astronomus in - Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, Part 1, ed. Reinhold Rau, Darmstadt 1974, p. 354). Greub rejects the historical tradition with a – for him typical – argument: “We prefer however to base ourselves on Wolfram, not only on such ‘reliable’ history”. Greub is no longer able to note that what he claims to find in Wolfram von Eschenbach is absolutely nowhere to be found. Neither can we concede to Greub that it is a matter of interpretation by him. It is much rather a matter of inferences, based on inferences, which themselves are the result of inferences that hardly have any foundation in Wolfram’s text.

(RJK) Lindenberg would have found further ammunition for debunking Greub’s work and the identification of Kyot as Willehalm in particular, if he had double-checked the passage (on p. 50 ff.) where Greub finds support for his notion that Kyot-Willehalm was alive after 848. Greub does this by relying on a “genuine historical book published in 843 on Carolingian education by the Merowingian princess Dhuoda, the wife of Willehalm’s brother Bernard von Barcelona. He writes: “Dhuoda lists for her son all the deceased relatives. But the most famous – Willehalm – is not mentioned, so that it may be concluded that he was still alive.” In 1985, while on a lecture tour in France, I discovered in the library of Toulouse a French translation of this Latin work entitled “Le Manuel de Dhuoda – L’éducation Carolingien”, published by Edouard Bondurand (Mégariots Reprints, Geneva 1978) and searched for this reference. To my amazement, yes consternation, I then discovered in chapter LXXII “Noms de défuncts” (Names of the Deceased) on page 237 that Dhuoda does mention Willehalm (Guillaume) as one of the deceased! Needless to see, I also raised this point with Greub who exclaimed that then this document must also have been falsified and that nothing goes beyond Wolfram …Yet this is not so strange as it may first appear. Lindenberg bases himself on ecclesiastical and secular sources which painstaking historic research has shown are far from reliable. Consider for example what Arthur J. Zuckerman writes in his enormous tome “A Jewish Princedom in Feudal France 768-900” (Columbia University Press, 1972) on p. 198: “The character of the sources makes it difficult to determine with assurance the role and status of Duke William as an imperial officer in the court of Charlemagne. Almost all the extant materials touching on his life and career have been exploited for extraneous purposes by the competing monasteries Aniane and Gellone. Both sides in the conflict …have tampered with the original documents, altered and rewritten them, and even produced bold forgeries to promote their purposes. It is a highly delicate and perilous undertaking to detect the authentic act in the surrounding dross.” After an analysis of the considerable materials touching upon the life and career of William of Toulouse, our Willehalm, Zuckerman, whose work is not devoid wishful thinking itself, comes to the conclusion (on p. 244) “that he died before 823, at the age of fifty-three or less.” Again, this material makes Greub look a lot less wild in his speculation than Lindenberg accuses him of. "  

De reden dat, zoals Lindenberg schrijft, Greub Willehalm nodig heeft is dat het Graalkoningschap van Parzival  in het jaar 848 plaatsgevonden heeft en, omdat Willehalm als Meester Kyot daaraan deelnam, moet hij dus nog in leven zijn geweest, en alleen voor de buitenwereld officieel zijn gestorven. Iets soortgelijks beschrijft Werner Greub ook in het derde deel van zijn Graaltrilogie m.b.t. Wolfram von eschenbach die, niet zoals aangenomen wordt, na het voltooien van zijn Willehalm in het eerste kwartaal van de 13de eeuw gestorven zou zijn, maar nog rond 1250 in leven zou zijn geweest. Overigens weerspreekt Werner Greub ook op overtuigende wijze Zuckermans opvatting van Willehalm als een belijdende Jood, iets wat door de proloog van de Willehalm aan de Heilige Drie-eenheid en Sint Willehalm al bijkans onmogelijk blijkt. 

Nog enkele huishoudelijke meldingen: 
1. De uitgave van De Jezusmysteriën uit het derde deel van Werner Greubs Graaltrilogie dat voor vandaag was aangekondigd, moest uitgesteld worden, omdat ik (naast andere omstandigheden) tot het inzicht kwam dat ook het lange hoofdstuk 8.1 "De opwekking van de jongeling van Nain" in deze publicatie thuishoorde. [Update: Ben daarvan intussen tot het voortschrijdende inzicht gekomen, dat de hoofdstukken 5,6 en 7 eigenlijk onmisbaar zijn en een eigen uitgave met de laatste hoofdstukken 8 en 9 behoeven). Dit is het hoofdstuk waar datgene waarnaar in de vier eerste hoofdstukken slechts summier wordt verwezen, pas echt diepgaand wordt ontwikkeld, namelijk dat er bij de opwekking van deze jongeling door Christus  sprake was, cq. zou zijn van de "incorporatie" van Zarathoestra, degene die op zijn beurt bij de Jordaandoop zijn fysiek, etherisch en astraal omhulsel aan de kosmische Christus had "afgestaan", een zeer gecompliceerde gebeurtenis die alleen met de nodige voorkennis, onvooringenomenheid en geduld begrijpbaar wordt (mij heeft het lange tijd geduurd eer ik het kon opvatten, maar zoals Ewout Storm van Leeuwen zei onlangs: ook al zou het niet waar zijn, het is en blijft een ongelooflijk drama dat nauwelijks te verzinnen valt.)
2. Vandaag zullen de twee boeken die in het kader van de tentoonstelling in het Amsterdamse Stadhuis "De Deugden - Op naar een nieuwe hoffelijkheid" gepresenteerd werden en opgedragen zijn aan onze nieuwe koning en aan de Hoge Raad van Adel, te weten The Virtues en How the Grail Sites Were Found, aangevuld met de Nederlandse versies, per aangetekende postpakket met een begeleidende en deze brief naar het Paleis Noordeinde in Den Haag en het adres aldaar van deze Hoge Raad, het adviesorgaan van de koning in deze zaken, worden gestuurd. Tevens zullen de brochures "Willehalm Ridderorde van het Vrije Woord", dat als "droom voor ons land. Europa en de wereld", en de inleidingstekst van de tentoonstelling die ook als tekstposter aan de muur in de Stopera hing, waarin sprake was van het voornemen om een dergelijke petitie in te gaan dienen, meegestuurd worden.   
   

maandag 20 mei 2013

Parzival Pinksteren - "Het grootste wonder ooit!" - Willehalm Ridderorde (i.o.) Rondbrief #1


Moderne Godsdienst als sociale organica

Onderstaande rondbrief met bovengenoemde titel werd op 11 mei jl. aan een aantal vrienden en collega’s gemaild en is nu op deze Pinkstermaandag enigszins gecorrigeerd en bewerkt op deze openbare blog te lezen, en wel ter herinnering aan het Pinkstergebeuren van 848 onder de ster van Munsalvaesche: het revolutionaire Graalkoningschap van Parzival   

Niet ingegaan is eigenlijk op het allergrootste wonder ooit, zou men kunnen zeggen en mij ook verwijten, namelijk aan het oer-Pinkstergebeuren in het jaar 33, toen de heilige geest, zoals Jezus Christus in zijn afscheidsrede had aangekondigd, zich als de kosmische liefde aan de apostelen, daarna de discipelen en meerder honderden heeft geopenbaard. Dit was ook het moment dat Christus de geest van de aarde is geworden, en de aarde daarmee Zijn Lichaam. Dit is door Rudolf Steiner in zijn reeks voordrachten vanaf 1910 over het Vijfde Evangelie nader uitgelegd als een centraal gebeuren binnen het mysterie van Golgotha. Het op 28 mei aangekondigde [update: maar vertraagd] werk "De Jezusmysteriën - Rudolf Steiners Evangeliënenchronologie en de Christusprophetie van Zarathoestra" van Werner Greub gaat hierover, met name over het tot nu toe onbegrepen en onderdrukte geheim van de twee verschillende Jezuskinderen die door een mystieke vereenzelviging zich tot een wezen transformeerde, de uiteindelijke Jezus van Nazareth  die zich dan tijdens de doop door Johannes in de Jordaan met het kosmische Christuswezen heeft verbonden. 

Sociaal-organisch modelbedrijf
Dit centrale gebeuren in de mensheid is eigenlijk de christologische onderbouwing voor wat Herbert Witzenmann schrijft in zijn "Aforistische aansporingen voor een Seminaar over Sociale Organica" dat als vierde verhandeling in de publicatie "Een nieuwe economische orde - Rudolf Steiners sociale organica als nieuwe vormgeving aan de aarde" zal verschijnen en waarvan een lopende vertaling op de gelijknamige blog te bestuderen is. Wat hij als filosoof/antroposoof daar schrijft over de moderne Godsdienst is natuurlijk in de contekst van de hele verhandeling danig onderbouwd, maar ik wil het toch als een soort eigen aansporing kort samenvatten.  Witzenmanns aansporingen betreffen het oprichten en in stand houden van een sociaal organisch modelbedrijf of -instelling, dan wel een reeds bestaand bedrijf op een sociaal-organische  grondslag stellen. Hij beschrijft dit in 11 onderdelen, waarin o.m. de begrippen morele intuïtie, fantasie en techniek en het zog. "tegenstroomprincipe" uit eerdere verhandelingen verder worden ontwikkeld. Dit principe is in staat om storende en tot nu toe onopgeloste sociaal-economische polariteiten zoals de inherente, en soms voor bruut geweld zorgende tegenstelling tussen arbeid en kapitaal te harmoniseren. Verder komen de begrippen "epochale en bedrijfstechnische rechtsvorming", "drie machtsvormen" dwz. "organisatie-, vernietigings- en uitvoeringsmacht", "de rechtvaardige prijs" en "basis- en individueel inkomen" aan de orde. Deel 10 van zijn betoog begint dan met het allerbelangrijkste belang van het scheppen van een cultuur van beraadslaging en wederzijds begrip, iets wat in de buurt van ons poldermodel komt. Dan stelt hij tegenover het begrip "menswaardigheid van de de arbeid", het begrip "arbeidswaardigheid van de mens", waardoor wellicht de minimale voorwaarde is geschapen, voor het citeren van wat onmiddellijk daarna komt: "De dienst aan het organisme van de aarde en het sociale organisme is de moderne Godsdienst, waartoe de mensen zich eerst waardig moeten maken. Men hoeft niet bang te zijn om dit godsdienstig character van een echt sociaal-organisch model cru uit te spreken. Want het gaat geenszins om een plaatsvervangende bevrediging van verouderde en sentimentele behoeftes van kerkgangers. Veeleer gaat het om een element van economische efficiëntie en sociale rechtvaardigheid. Want de arbeidswaardigheid is vergaand identiek aan de waardigheid van de beraadslagingen en de vaardigheid om deze door te voeren. Deze behoeven een bewuste cultuur. De hiervoor ter beschikking staande vormingsmiddelen zijn naast meditatie en de oefening van de zielenobservatie (introspectie) vooral een inleiding in de antroposofie als algemene mens- en wereldkunde alsmede  kunstzinnige oefeningen op het gebied van de door Rudolf Steiner nieuw ontsloten kunsten. De wetenschappelijke en kunstzinnige vorming binnen bedrijven die door Rudolf Steiner dringend aanbevolen werden en die in het kader van de tevens door Rudolf Steiner aanbevolen bedrijfsgesprekken in te bouwen zouden zijn, is onder vele gezichtspunten iets waar een toekomstige bedrijfsvoering dringend naar verlangt.'

Met deze inleiding hoop ik ook een richtingwijzend antwoord te hebben bemiddeld op problemen en belemmeringen bij de pogingen om vernieuwende impulsen, oasen der menselijkheid dan wel  "flowtowns" te bedenken en op te richten.     


Werkkamer Willehalm,  Amsterdam, 11 mei 2013 – Morgen, 12 mei is het volgens het Graalboek van Werner Greub “Willem van Oranje, Parzival en de Graal – Wolfram von Eschenbach als historicus”  precies 1265 jaar geleden dat Parzival, door het stellen van de vraag: “Oh oom wat deert je?” Anfortas van zijn leiden heeft verlost, en wel  door de bemiddeling van Degene die de Jongeling van Nain weer tot leven bracht. En dat bovendien hijzelf, Parzival in de Graalburcht Munsalvaesche in aanwezigheid van zijn vrouw Kwondiramour, zijn oom Kyot=Willehalm, zijn zoon  Lohengrin, zijn Arabische halfbroer Feirefiz, en overige graalridders en jonkvrouwen op 12 mei, 848 in het graalpaleis Munsalvaesche in het Graalland Terre de salvaesche Graalkoning is geworden. (Waarschuwing tussendoor: voorzichtig, er komen nog wat meer lange zinnen die een meditatieve lezing verlangen maar waarvoor verdere verklarende verwijzingen zijn aangegeven!)

Kluizenaar Trevrizent
Na deze inhuldiging is het eerste wat Parzival doet dat hij met een kleine schaar graalridders naar de kluizenaar Trevrizent rijdt die een driedelige grot bewoont anderhalve mijl van de graalburcht vandaan beneden in het dal. Deze Trevrizent is kluizenaar geworden om boete te doen voor zijn  broer de zwaarlijdende visserskoning Anfortas (het grote Graalverhaal is een uitgebreide familiekroniek over het Graalgeschlacht). Als Trevrizent hoort dat Parzival het Graalkoningschap heeft “veroverd”, roept hij verbaasd  dat dit het grootse wonder is dat ooit is geschied, namelijk dat Parzival de vervulling van zijn wensen om Graalkoning te worden van de heilige Drie-eenheid heeft afgedwongen en daarmee het erfelijkheidsprincipe heeft overwonnen door een spirituele daad! (Parzival was namelijk, erfelijk gezien,  niet voorbestemd om Graalkoning te worden, wel Graalridder. Zie voor verdere uitleg het hoofdstuk over Wolfram’s astronomie in het bovengenoemde Graalboek van Greub.)

Het wonder van Munsalvaesche
Natuurlijk is deze “zelfverlossing” (de overgang, psychologisch gesproken,  van het alles en zichzelf betwijfelende intellectualisme  naar het weer met het heelal en zichzelf verbonden intuïtionisme   maar nu zelfbewust, een heuse gruwel in de ogen van de leiding van  de Kerk van Rome. Deze wil haar wankelende positie als bemiddelaar in de relatie tussen God en de mens als haar diepste bestaansgrond ten koste van alles verstevigen en behouden. En daarom deze indirecte “zelfzaligverklaring” gaarne als een mooi en spannend sprookje beschouwen, opdat deze diepe waarheidsgehalte, het eigenlijke mysterie van het Parzival Pinksteren van 848 als het wonder van Munsalvaesche, een herhaling van de Ster van Bethrlehem, verborgen blijft en mensen niet tot ethische “zelfproductie”, het eigenlijk doel van het aards bestaan,  aanleiding geeft.)  

De Deugden – Op naar een nieuwe hoffelijkheid
Met deze  brief wordt een verdere poging ondernomen om een een nieuwe, moderne Graalbeweging, een Willehalm Ridderorde van het Woord, in het leven te roepen, een beweging naar een Nieuwe  Hoffelijkheid – dat laatste is de ondertitel van de tentoonstelling “De Deugden” in de Amsterdamse Stopera, die verleden vrijdag eindigde en nu naar een meer passend, meer verheven onderdak zoekt. Passender, omdat de blauwe expositewand van de Stopera, met all respect en enige uitzonderingen, niet bepaald de juiste omgeving is gebleken voor de 13 diepzinnige filosofisch antroposofische muurmeditaties van Herbert Witzenmann en de fraaie illuminaties van Jan de Kok over de opeenvolgende en in elkaar overgaande zielenstemmingen van de maanden van het jaar:  vanaf januari: moed wordt tot verlossingskracht tot en met december: Het in toom houden van de tong wordt tot waarheidsgevoel.
  
Petitie voor een Willehalm Ridderorde van het Woord
Dit is de dus een Pinksterbrief, de eerste van een reeks brieven van en over de Willehalm Ridderorde (i.w.) ter  herinnering aan wat er morgen 1256 jaar gebeurde, gericht aan degene vrienden en collega’s die de ontwikkelingen rond de komende petitie aan koning Willem-Alexander om een ridderorde van het Woord in te stellen, mogelijk willen volgen en wellicht eventueel willen ondersteunen. De petitie is, in wezen, een verdere poging om het huidige, aan de politiek geknechte, onder ministeriële verantwoording liggende, (dus niet  staande)  koningschap wil omvormen in een vrij koningschap van het Woord, en wel in navolging van het graalkoningschap van Parzival op Pinksterzondag, 12 mei 848, een koningschap dat door  de koninklijke of sociale kunst en de sociale organica wordt uitgeoefend. (Ik heb hier al eerder over geschreven bv. als een bijdrage aan de modenisering van de monarchie in het nawoord op Greubs grandioos Graalboek.)

De tweevoudige unieke positie van de huidige monarch
De koning en koningin hebben weliswaar alles gedaan om iedereen te overtuigen dat ze net zo gewoon als u en ik zijn, maar dat neemt het feit niet weg dat de positie van de koning in twee opzichten totaal uniek is in ons land. Ten eerste is hij de enige die koning mocht worden met alle privilegiën van dien. Dit laatste houdt ook in dat hij de enige in ons koninkrijk is die, grondwettelijk gezien, een nieuwe ridderorde kan instellen. Iets wat aan hem dus gevraagd zal worden, maar dat hij alleen maar zal overwegen te doen (of waarschijnlijk niet doen, maar je weet het nooit) op advies van de Raad van Hoge Adel, die daarom dus ook de petitie toegestuurd zal worden of persoonlijk overhandigd, wanneer het zo ver is. Dit zou op zijn laatst 28 mei 214 moeten zijn, wanneer het precies 1200 geleden is dat Willehalm in Saint-Guilhelm-le-Désert in Zuid-Frankrijk  gestorven zou zijn.)
Ten tweede is de monarch uniek in die zin dat deze de enige in het hele koninkrijk is die zijn mening niet in het openbaar mag verkondigen. Deze bepaling is een overtreding van Artikel 1 van de Grondwet. (In mijn laatste PowerPoint presentatie  “Het beleg en de bevrijding van Oranje” tijdens de tentoonstelling  “De Deugden in het Amsterdamse Stadhuis op 3 mei jl. heb ik getracht deze bevrijding van het huidige, gebonden koningschap te illustreren aan de hand van het beleg van de stad Orange door de Saracenen en de bevrijding door Willehalm en de zijnen, waarbij niet de wereldwijd toenemende Islamisering als de grootse vijand werd beschreven maar het huidige materialistische beschavingsprincipe, dat alle takken der wetenschap, technologie, politiek en economie etc. naar zijn hand heeft gezet. Deze grootste macht ter wereld  (Witzenmann)  die de onmenselijkheid in haar vaandel draagt zou dus door een nieuw beschavingsprincipe, de sociale organica  dat boven de democratie uitgaat en deze aanvult, vervangen moeten worden. Iets wat kan gebeuren door het oprichten van een model-oase der menselijkheid, zoals bv. uiteengezet is in Geldordening als beschavingsprincipe – Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw beschavingsprincipe van Herbert Witzenmann en verder in de komende publicatie Een nieuwe economische orde – Rudolf Steiners sociale organica als nieuwe vormgeving aan de aarde.)

Radio Parzival?
Deze nieuwe ridderorde zou verder ook een tegenwicht, liever gezegd tegenlicht, kunnen en moeten bieden aan het Vaticaan  met name haar stormtroepen de Jesuïten, waarvan een hunner zelfs paus is geworden. Deze eist bv. de alenige bevoegdheid om iemand heilig, dan wel zalig te verklaren, en gebruiken als een middel voor hun machtsuitoefening ook de heilige Maria  die (bv. op  Radio Maria) herhaaldelijk in vroom maar dronend gebed “de Moeder van God” wordt genoemd, terwijl zij niets meer of minder is geweest dan de moeder van het Jezuskind uit het Evangelie van Lukas, de Jezus die pas later als Jezus van Nazareth tijdens de doop in de Jordaan zich met Christus heeft verbonden (De Willehalm Ridders van het Woord zouden als antwoord en aanvulling daarop een Radio Parzival kunnen starten). Ook wil de Vaticaan,  naar verluidt,  niet bekend maken dat er, zoals Rudolf Steiner in zijn Vijfde Evangelie voor het eerst rond 1910 al naar buiten heeft gebracht,  naast de Maria van het Lukasevangelie ook een Maria van het Matteüsevangelie bestaat, wier kind niet door de herders maar door de drie Koningen werd bezocht, gehuldigd en aanbeden. En, in tegenstelling tot het Lukas kind dat naar Egypte moest vluchten om aan de beulen van de zwartmagiër koning Herodes te ontkomen,  zich op 18jarige leeftijd (weer volgens Greub) in de tempel van Jerusalem met de 12-jarige Jezus van het Lukas geboorteverhaal heeft verenigd. (In het recente boek bv. “Jezus van Nazareth” over diens kinderjaren van de vorige, al gauw vergeten, Duitse paus  wordt dat geheim weggemoffeld in wazige denkbwegingen.)  Dit geheim en dat van de twee verder Jezus genoemde mannen (de Jezus van Nain en de Jezus ben Pandira) is echter o.m. wat uitgebreid aan de orde zal komen in het voor 28 mei, Sint Willehalmsdag, aangekondigde  en al bestelbaar  boek “De Jezusmysteriën -  Rudolf Steiners Evangeliënchronologie en de Christusprophetie van Zarathoestra” van Werner Greub. Dit is een onderdeel van het derde deel van zijn Graaltrilogie over de oorspronkelijke  historische Willehalm, Willem of te wel Wilhelmus van Oranje, Parzival en de Graal, dat voor 28 mei, ter viering van de officiële (maar slechts vermoedelijke) 1200ste sterfdag van Willehalm, aangekondigd is (update: verzet naar het streefdatum 26 juni, Sint Jansdag).

Graaloorlog aan het Goetheanum
Het derde doel van de Willehalm Riddersorde (i.o.) dat nagestreefd zou kunnen en moeten worden is de positie in deze zaak belichten van de Algemene Anthroposofische Vereniging in Zwitserland  met name het huidige bestuur daarvan en tevens de verantwoordelijken voor het Goetheanum, de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen. Laatste heeft  weliswaar als goede daad het boek van Werner Greub in 1974 uitgegeven, maar daarna,  toen het werd aangevallen, niet verdedigd, zelfs de publicatie van de twee volgende delen lang onderdrukt. Mede door andere verzwarende omstandigheden, is daardoor deel 2 en deel 3 daarvan pas na de dood van de schrijver in 1997 pas in 2003 en 2004 uitgegeven door zijn zoon (In een hoofdstuk “Uiteenzetting met mijn critici” uit deel 2 noemt de schrijver deze interne richtingstrijd aan het Goetheanum zelfs een Graaloorlog! In mijn inleiding op deel 1 heb ik hierover bericht.)  En heeft het 16 jaar (!) geduurd alvorens de Engelse vertaling als manuscript is verschenen, en liefst 24 jaar eer de complete Nederlandse vertaling is uitgekomen. Dat bestuur zou nu eindelijk na zo veel jaren tenminste de weerlegging van de treffende kritiek door Werner Greub in dat hoofdstuk in deel 2 van zijn Graaltrilogie van de kritiek van Nederlandse antroposoof  en Germanist Halbach moeten laten afdrukken in het weekblad “Das Goetheanum”, om daardoor de zo lang onderdrukte grondige discussie over dit werk te openen. Dit zou ook kunnen gebeuren in een Nederlands vertaling van dat kritische denktoernooi met een inleiding door de Antroposofische Vereniging in Nederland, met name door haar centrum de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen in het blad van de Vereniging Motief. Met de nodige medewerking onderneemt dat naar behoefte het Willehalm Instituut zelf, want ik zie de bovengenoemde aanbeveling niet zo gauw gebeuren...

Een ieder nog een gelukzalig Parzival Pinksteren en Vurige Tongen wensend, in de hoop dat deze brief in een behoefte voorziet om meer helderheid te verkrijgen omtrent de mogelijk doelen van en deelname aan een Willehalm Ridderorde (mijn excuses als dit niet het geval is)  en ook enigszins leesbaar is, verblijf ik,

Robert Jan Kelder